Ray Tomlinson is dood. Daar ligt u misschien niet wakker van en als u dat al doet, is dat sowieso zes maanden te laat. 5 maart van dit jaar heeft hij het tijdige voor het eeuwige gewisseld. But his legacy lives on. Dus eigenlijk is hij er wél nog! Meer: hij is er elke dag. And you fucking hate him for that! Waarom? Ray (eigenlijk Raymond) Tomlinson is de uitvinder van de e-mail. En van het apestaartje. Waarvan we trouwens in het Nederlands nu eens definitief moeten uitmaken of het nu apestaartje of apenstaartje is. Veel mensen zien hem als de hoofdschuldige voor het verpesten van de kantoorsfeer. De uitvinder van dat vunzige instrument, valselijk verbloemd en schijnheilig neutraal elektronische boodschap geheten. Tomlinson is degene die ons elke dag van ons werk houdt. Ervoor zorgt dat de Inbox met gemiddeld 120 boodschappen per dag volgeladen wordt. Ons geleerd heeft te werken in bed. Ons sociaal leven naar de verdommenis heeft geholpen. En wereldwijd de posterijen het faillissement heeft ingedreven. Creative destruction? My arse! Maar los daarvan mogen de kwaliteiten van de man en per extensie van de e-mail toch ook eens in de verf worden gezet. En de allergrootste verdienste van e-mail is dat de kantooragressie modereert en kanaliseert. Dat het de geciviliseerde pendant is geworden van “het volledig door het lint gaan”. Waardoor onze werkplekken broedhaarden van onderhuidse emoties zijn geworden. Met de e-mail als voeding. Een tijdje geleden hoorde ik het verhaal van iemand die een hele ochtend intens e-mailverkeer met zijn collega, aan de andere kant van het cyberzwerk, achter de rug had om die van zijn standpunt te overtuigen. Op het moment dat hij dacht dat dat min of meer was gelukt, formuleerde hij wat hij vond dat als eindconclusie kon gelden. En toen kwam er de hele verdere dag geen antwoord. Tot zo tegen zessen een mailtje met één enkel woord. “Genoteerd”. Hoe genoteerd? Wie genoteerd? Wat genoteerd? En vooral: wat bedoelt zo iemand dan? Vroeger voerde je een discussie “live” in een vergaderzaal. Je was het eens of oneens en er geroepen en op tafel geklopt. En door een aantal mensen gênant weggekeken. Er werden tenen gekruld, oxo gespeeld en kruiswoordraadsels ingevuld. En op het einde werd er gesetteld. En ofwel zei je iets, ofwel zei je niets, of je zei een beetje veel, of een beetje weinig. Maar je stuurde, na een hele meeting zwijgen, géén brief met gewoon “genoteerd”. E-mail is een medium waarbij de minder verbalen hun kans schoon zien om hun agressie toch op subtiele wijze (en dodelijk efficiënt) te verwoorden. Via een slijpend mailtje. Kort maar krachtig, met dan vaak nog Jan, Pier en Pol in kopie om de agressie nog wat meer aplomb te geven. Waarmee Jan, Pier en Pol in een problematiek worden betrokken waar ze nougatbollen vanaf weten en zich dan kunnen buigen over de vraag what the f**k hier allemaal bedoeld wordt. De “cc” (en al helemaal de blind cc) is gluiperige vluchtweg van de non-assertieven. De moderne pendant van “ik zal het allemaal tegen de meester zeggen”. En waar je dan vroeger ook nog naar de meester toe moest en jouw moed moest samenrapen om dat dan ook echt te doen, is de uitvoering van dat dreigement nu maar een klik verwijderd. Bovendien had je met de “oude variant” van de ongecontroleerde woede-uitbarsting nog een verschil: het was als de vuurgevechten in de westerns van vroeger: knetterend en spetterend, opwaaiend stof dat dan gaat liggen. En vervolgens: niets meer. Maar zo’n e-mails worden bewaard, blijven achter, zijn nooit weg. En duiken op wanneer ze niet moeten opduiken. Het liefst nog op het moment dat schutter en/of beschotene dit beiden heel onplezierig vinden. Het duidt weer eens op de complexiteit van het (kantoor)leven in onze moderne tijd. Vroeger waren er op de meeste vragen in business twee antwoorden. Ja of Neen. Maar nu zijn er tig varianten. Allerlei ingenieuze manieren om een palet van gevoelens te laten zien. En allemaal via e-mail. En je hebt er het raden naar wat het allemaal betekent. Bijvoorbeeld: stilte. Veruit het meest efficiënt. Vroeger heette het dat geen nieuws goed nieuws was, nu wéét je dat gewoon niet meer. Geen antwoord. Betekent het: het interesseert me niet. Of sta je op het punt buiten te vliegen. Een krachtiger variant op niet-antwoorden, is wat in het jargon “de kleine uitsmijter” wordt genoemd. Jouw mail afsluiten met “ok”, “fijn” of “dank”. Een hele subtiele is “dank bij voorbaat” of “ik laat dit even bij jou”. Een nauwelijks verholen hint dat de materie thans in de ontvanger zijn of haar bakkie ligt en jij je er dus als verzender handig hebt vanaf gemaakt. Deze afrondingen horen bij de harde (of zachte) masqués: een uitspraak waarmee je eigenlijk iets anders bedoelt dan dat je zegt. Je rondt een mail af met “steeds tot overleg bereid”, waarmee je eigenlijk wil zeggen: “het heeft geen zin om hier nog op door te gaan: mijn beslissing is genomen en het interesseert me niet wat je daarvan vindt”. Maar opnieuw: vaak is het niet duidelijk wat er nu precies mee wordt bedoeld. Zoals bij: “laat me weten wat je hiervan vindt”, wat net zo goed: “laat me gerust” als “ik weet het eigenlijk niet goed” kan betekenen. Tot slot, heel sterk: de killing me softly phrase. Dat zijn zinstournures in de stijl van “misschien is het bij u opgekomen” (betekent: “lomperik”) “ik was een beetje verwonderd” (betekent: “ik barstte zowat uit mijn vel) of “daarom het vriendelijke verzoek” (betekent: “zorg dat het onmiddellijk gebeurt!”) of “achtingsvolle groeten” (betekent: “val dood!”). Als je zo een mails krijgt, weet je het: je heb een grote stommiteit gedaan, je zit in deep shit en enkel Mega Mindy kan je nog redden. Wat is nu de conclusie van dit alles: dat we, e-mail of niet, de Beotiërs blijven die we sinds de oertijd altijd geweest zijn: complete emotionele ignorami die in opperste onnozelheid door het leven huppelen en net daardoor ons bestaan op deze aardkloot fleur en geur geven. Met dank aan Ray Tomlinson dus. Dirk De Corte Managing Partner ImproveMenT www.improve-ment.be